Nederlandse Brigade wordt er blijvend gelegerd

Toen de legerplaats Seedorf voor ons nog volslagen onbekend terrein was, ging de Legerkoerier er in 1962 alvast een kijkje nemen. In onderstaand verslag de eerste indrukken van het ‘kamp’ (dan nog in gebruik door Duitse militairen) en de toekomstige woonsituatie voor Nederlands kaderpersoneel en hun gezinnen in het nabij gelegen Zeven.
De originele publicatie van dit artikel is ook beschikbaar. Klik hiervoor op het miniatuur van de pagina’s (1 en 2). Deze openen in een apart scherm.

“Een nieuwe naam is opgedoken in de Nederlandse naoorlogse troepenlegeringen in Duitsland: Seedorf, 40 km noord-oost van Bremen, tussen Weser en Elbe. Daar zal in de loop van 1963 geleidelijk, blijvend, een Nederlandse brigade worden gelegerd.
De permanente vestiging in Duitsland van een vrij omvangrijk legeronderdeel – zulks op herhaald aandringen van de Nato – is het resultaat van langdurige onderhandelingen tussen de beide betrokken landen. In Nederland worden in het herhalingskamp Budel Duitse opleidingseenheden van de luchtmacht gevestigd, tot een soortgelijke sterkte.

Kamp Seedorf en zijn naaste omgeving trekken – na deze reeks beslissingen – terstond de meeste aandacht, onbekend als alles nog is. Het kamp is gebouwd ten behoeve van de nieuwe ‘Bundeswehr’ tussen 1956 en 1959, op de plaats waar indertijd een barakkenkamp was gevestigd van de Duitse marine.
De zeer moderne in rode bakstenen opgetrokken kazerne kan ongeveer 2.500 man bergen. Zij telt 16 compagnieslegeringsgebouwen, enkele bataljonscommando gebouwen, twee grote keukencentra, waaraan vastgebouwd manschappencafetaria’s (500 man), officiers- en onderofficierseetgelegenheden en kantines, twee grote sporthallen, twee kantinegebouwen en afzonderlijke lesgebouwen. Geen gebouw telt meer dan één verdieping. De hele kazerne is centraal verwarmd. Er zijn een groot aantal garages, overdekte spuitplaatsen en doorsmeerbruggen, twee exercitievelden en één voetbalveld.
Het wordt eentonig: er zijn ook twee wachtgebouwen met twee toegangspoorten. Alle gebouwen zijn verbonden door asfaltwegen en gescheiden door grasgazons. Binnen en buiten is moderne verlichting.

Wat er niet is

Er is geen schouwburg-bioscoopzaal. Daarvoor gebruiken de Duitsers manschappeneetzalen. De bouw van een protestantse en katholieke kerk wordt overwogen.
Er is geen officiersmess – wel op papier. Ook komt er nog een voetbalveld bij. Deze kazerne is typerend voor de naoorlogse meer democratische opbouw van de Bundeswehr en ademt nergens de geest van 08.15, zoals de oudere welbekende kazernes, geschikt voor hele divisies.

Klik hier voor originele afdruk pagina 1

De meeste zorg is besteed aan de compagniesgebouwen. Hier zijn manschappenkamers van zes tot acht man. Er zijn kamers voor de legering van een of twee onderofficieren, en ook de ongehuwde jonge officieren hebben er hun kamers. Er is een poetskamer en droogkelder en een vertrek ingericht voor lezen, schrijven en studeren. Er zijn gemeenschappelijke was- en douchelokalen en alle gebouwen hebben enkele bureaukamers.
De verlichting is huiselijk en modern. De soldaten van de Duitse pantserbataljons en de artillerie die er nu nog hun diensttijd doorbrengen, richten hun kamers zo gezellig mogelijk in. Zij kunnen televisie kijken in het eigen leslokaal.

Het kamp ligt op militair terrein, enkele vierkante kilometers groot, aan de weg Zeven-Bremervörde. Aan de overzijde van de weg ligt het grootste deel van het vrij kleine oefenterrein. Hierop bevindt zich nog een gloednieuwe, zeer grote schietbaan voor alle lichte handvuurwapens. Een ook door de brigade te gebruiken oefenterrein van groter afmetingen ligt bij Garlstedt, 15 km noord van Bremen.”

Zeven is de dichtstbijzijnde plaats van enige betekenis, een landelijk stadje van – hoe kan het mooier – zevenduizend inwoners. Het ligt twaalf kilometers noord van de roezige autobaan Bremen – Hamburg in bosrijk, ruig land. Vier kilometer noord van het stadje ligt het kamp, op het gebied van het gehucht Seedorf.

In Zeven komt het gehuwde beroepspersoneel te wonen. Voor de onderofficieren zijn in een knus, nieuw woonwijkje aan de noordzijde van Zeven, dichtbij het kamp dus, 132 woonhuizen. Ze zijn in twee lagen gebouwd, tellen drie en vierkamerwoningen met de nodige bergruimte en een aantal garages. De 48 nieuwe woningen voor officieren liggen aan de oostkant van de plaats bij een spoorlijn. Ze zijn eveneens ‘gelaagd’, iets ruimer gebouwd, de kamers wat groter, maar ze liggen niet zo gezellig als de onderofficiershuizen.
Deze huizen zullen geleidelijk grotendeels worden ontruimd voor de Nederlandse gezinnen. De gezinsverschuivingen vormen in feite een groter probleem dan de troepenverplaatsingen, vooral met het oog op schoolgaande kinderen, waarvoor een aparte lagere school wel noodzakelijk zal zijn.

Klik hier voor originele afdruk pagina 2

Zeven zelf heeft een ruim geschakeerd zakenleven (middenstand), telt enige prima hotels, twee bioscopen, redelijke trottoirs en straten met ‘kinderhoofdjes’ zoals de meeste kleine Duitse steden. Het bezit kerken van alle gezindten, een stadspark, een open zwembad en tennisbanen. De komst van de Nederlandse troepen is er vaak het onderwerp van gesprek. De verstandhouding tussen de inwoners en het omvangrijke Duitse garnizoen is buitengewoon goed.
Behalve de dichtbij gelegen autosnelweg (45 km naar Bremen en 80 naar Hamburg) is er nog een rechtstreekse treinverbinding met Hamburg en een indirecte met Bremen via Rotenburg. De ‘stad’ permitteert zich dan ook twee stations…
Zij ligt in een gebied van bos, heide, zandverstuivingen en moerassen, waaraan de naam Teufelsmoor (Duivelsmoeras) een lugubere klank geeft. Er zijn vele prachtige hofsteden in deze streek, maar ook armoedige plaatsjes die langs slechte wegen maar moeilijk bereikbaar zijn.

Een gebied met een heel eigen karakter en een rijke geschiedenis, in trek bij natuurliefhebbers en kunstenaars, thans behorend tot de deelstaat Nedersaksen. Honderden jaren na de vestiging van Nederlandse boeren in het Alte Land van Jork aan de Elbe, komen opnieuw Nederlanders in deze zelfde streken te wonen en werken.”

Uit de collectie van kapitein b.d. Gerard Gaarthuis

naar top↑