Nou vooruit, nog één keertje dan…

In 1974 schreef Klaas Huisman (41 Geniebataljon B. Compagnie 69/6) een verslag van de herhalingsoefening in Ossendrecht. Het werd destijds gepubliceerd in een uitgave van Komma-Kontakt.

Ver voor de dag van opkomst was het al bekend dat we op herhaling moesten. We konden ons langzaam voorbereiden op wat daar allemaal gebeuren zou. Zaten we er nu op te wachten? Het bericht kwam binnen met de plaats van opkomst… Ossendrecht! Ze hadden het voor de meesten niet verder weg kunnen doen, Ossendrecht. Waar ligt dat? Al gauw bleek dat dit een paar kilometer van de Belgische grens af lag.

Het was zo ver, de dag 9 januari 1974 was aangebroken. Op naar onbekende streken. Met de trein, voor de meesten was het meer dan drie uur reizen, op naar de firma Je Maintiendrai, afdeling ‘stoere jongens’ Ossendrecht.

afb-herhaling

In de trein komt dan de vraag bij je op of je nog oude bekenden tegen het lijf zult lopen en je gedachten dwalen af naar vroegere tijden. Eindelijk ben je dan op de plaats aangekomen waar de trein niet verder gaat, Bergen op Zoom, want er gaat nu eenmaal geen trein naar Ossendrecht.

Daar werden we opgewacht door een man met twee opgenaaide strepen, een sergeant heet zoiets, kwam er bij me op. Toch bleek ik het bij het verkeerde eind te hebben want het was een sergeant-majoor. Ik had het nog kunnen weten, maar ja…

In de bus, richting legerplaats; het einde der wereld was in zicht maar we stopten gelukkig nog net voor de afgrond. En hier begon de ellende: in het groen steken, wapen halen, wagen rijden. Maar hoe verder we kwamen, hoe meer bekenden. Frits Egthuijsen, Cees van der Weijden, Aad Groenen, Joop Strabbing, enzovoort. Het waren alleen maar chauffeurs die aanwezig waren. De anderen hoefden zeker niet op te komen…

Later bleek dat de anderen de maandag daarop pas zouden komen. We waren dus drie dagen eerder dan de rest. Maar we waren niet de eersten, want het kader – hier zaten ook oude bekenden tussen – was de maandag daarvoor al opgekomen. Die baalden dus al twee dagen langer dan wij. Al gauw kwamen de oude verhalen van weleer weer boven. Hier werd de dag verder mee gevuld, want er werd niet veel meer gedaan, zoals we gewend waren uit de oude tijd.

Doordat militairen de spitsuren van het treinverkeer niet mochten belasten werd er een paar uur eerder voor de weekends afgetrokken, maar hier stond tegenover dat we ’s avonds een uurtje moesten overwerken. Om ons bezig te houden moesten we die avond de auto’s gereedmaken voor de colonnerit die de volgende dag gemaakt zou worden. Alleen het uurtje overwerken werden er uiteindelijk ruim twee! De avond werd verder doorgebracht in de kantine en de militaire tehuizen.

De volgende dag was aangebroken: eten, wachten, gereedmaken voor de colonne, het vertrek. Het werd een pracht van een puinhoop. Alles ging verkeerd, maar dat krijg je als je pas een dag in het groen vertoeft. Weer terug op de kazerne werden we door de compangieskapitein uitgenodigd voor een praatje. Ook hij zag het niet zo zitten, maar hij moest natuurlijk het spel meespelen. Het eten in de eetzaal was redelijk. Zo niet, dan werden er fricandellen of zoiets genuttigd, want de gevulde koeken en rondo’s waren ook niet al te vers. De vrijdagochtend was het colonnerijden. De Zeeland-route werd gereden, over de Oosterscheldebrug. Het was wel een aardige tocht, en zo zie je nog eens iets van de wereld. Om half een die middag was het dan zover, terug naar huis en tot zondag!

We waren weer terug. Wachten op de sergeant van de dag, Henk Kip. De halve nacht werd er over het verleden gepraat en er werd wat afgelachen in de dagkamer: Bertus Ten Tije met zijn ouwe klare, Cor van Mourik over het verlies van zijn portemonnee. Tegen half drie werd het bed opgezocht, wachten op de oude stompen die maandag zouden arriveren. Wij als chauffeurs waren al S.O.S. (Super Oude Stompen), want wij zaten al drie dagen in dienst! ’s Avonds waren er weer veel bekenden te zien. Ik had het idee met verlof te zijn geweest en dat je elkaar nu weer terug zag. Alleen de verhalen waren nu veel sterker!

De dinsdag werd doorgebracht op de schietbaan. Schieten met een wapen dat de meesten van ons nog nooit hadden gezien, laat staan mee geschoten…

Woensdag vertrokken we naar Vught, de Van Brederode kazerne, en het was daar nog net zo’n troep als in september 1970. Slapen in de slaapzak en wéér met 24 man op één kamer! Die woensdag en donderdag moesten er bruggen gebouwd worden op verschillende plaatsen. Het eerste peloton naar Berlicum, het tweede naar Spoordonk en het derde naar Hedel. Er moest zelfs wacht worden gelopen, want men was kennelijk bang dat er een baileypaneel gejat zou worden. Vrijdagmorgen moesten we terug naar de plaatsen waar we de bruggen hadden gebouwd om papiertjes te zoeken. Het werd de tocht naar een kroeg waar een kop koffie werd genuttigd. De eerste week zat er op!

Iedereen moest zondagavond weer terug zijn, want ’s morgens om zes uur ging het opnieuw richting Ossendrecht. Wachten op de dingen die zouden komen… Ha, een film! Oh, het gaat over gas. Iemand met zenuwtrekken werd geestdriftig geïmiteerd. Ook wij moesten het nog eens proberen. We kwamen er gelukkig allemaal goed van af. De volgende dag ging het terug, richting Vught. Van daar uit naar de mijnenschool in Reek , een brug onder leiding brengen en een mijnenveldje aanleggen. Met dit werk werd anderhalve dag gevuld. Woensdagmiddag op weg naar een nieuwe bestemming, de Harskamp, waar we tegen de avond aankwamen. Wat een troep was het daar! In de burgermaatschappij zou men op zo’n krot het bordje ‘onbewoonbaar verklaard’ gespijkerd hebben, en wij moesten daar de nacht doorbrengen. En de hele groep die uit 120 man bestond, moest zich wassen bij tien kranen. Geweldig allemaal…

’s Avonds werden we afgemarcheerd door onze nieuwe “sergeant”, Cor van Mourik. Die ‘bollen’ schrokken daar van wat die S.O.S-ers presteerden. Er werd een peloton bij elkaar getrommeld en circa 24 man maakte zich gereed voor vertrek, richting KMT. We werden keurig door sergeant Van Mourik in de houding gezet en mars, daar gingen wij. Zo werden we keurig buiten de poort geleid, en nog geen tien meter verder werd het op een rennen gezet. Later bleek dat we die moeite hadden kunnen besparen, want we konden gewoon in ’t groen naar buiten.

Donderdagmorgen werd er geschoten, want daarvoor waren we uiteindelijk naar de Harskamp gegaan. Daarna weer terug naar Ossendrecht, want de dag van aftocht was bijna aangebroken. Weer een boel heisa voor niets. Wéér een filmpje bekijken, nu over een pompbediende die werd opgeroepen om naar zijn mobilisatie te komen. Zo moesten wij het ook doen ingeval er ‘stront aan de knikker’ zou komen.

’s Avonds was er een afscheid. Er werd door de kapitein een biertje aangeboden in de kantine. Het werden er uiteindelijk méér dan een, al werden ze niet allemaal door de kapitein betaald.

De laatste dag was eindelijk aangebroken. Het groen werd ingeleverd (al kregen we het een paar dagen later weer thuisbezorgd). Er werd een toespraak in de kantine gehouden door majoor Kees, en nee, vragen waren er ook niet meer. Ook werden er nog enkele mensen bevorderd: prijzen voor de kleinste, Gerrit Klarenbeek, de dikste, Cor van Mourik en de grappigste van het bataljon, Cees van der Weijden.

Onze wedde kon worden opgehaald, de bussen stonden klaar, er werden handen geschud en eindelijk konden we weer naar huis. Weg uit dat gat van Nederland. Verloren tijd, dat wel, maar we zijn nu eenmaal bij die grote firma in betrekking, al zal het ons in de burgermaatschappij beter afgaan…

Titelfoto: Beeldbank Defensie

Terug naar hoofdstuk de Komma en de Punt

klik hier

naar top↑