Nederlandse troepen in Seedorf en Duitse troepen in Budel
De Nederlandse militairen vonden al snel hun draai in Seedorf. Na hun aankomst in de zomer van 1963 hadden zij het moderne Duitse legerkamp onmiddellijk een Nederlandse ‘kleur’ gegeven. Men kon het kamp nu binnenkomen via het Damrak, de Coolsingel of het Lange Voorhout, die samenkwamen op het Oranjeplein. Door deze straatnamen in te voeren had brigade-generaal der Cavalerie J.L. Hollertt in ieder geval de Amsterdammers, Rotterdammers en Hagenaars voor zich gewonnen. De ‘zijstraten’ werden overgelaten aan de vindingrijkheid van de onderdelen die er aan waren gelegerd.
De eerste bijnaam voor een gebouw was er ook al: de ‘Ridderzaal’, waar de vaste kampstaf zijn burelen had. Hoewel er in de nabije omgeving weinig te beleven viel, probeerden de dienstplichtigen er het beste van te maken. Hun legering was goed en ’s avonds konden ze een biertje drinken in een van de onderdeelsbars in de kelders van de gebouwen. Bovendien sliepen ze niet langer op een strozak, onder een deken zonder laken, en hoefden ze die deken overdag niet meer tot een ‘wolletje’ te vouwen en op hun hoofdkussen te leggen. Ze lagen voortaan comfortabel op een schuimrubbermatras met een sloop eromheen en onder een laken. En niet te vergeten: er was centrale verwarming! Een pretje was het verblijf in Seedorf in die dagen evenwel niet. De discipline in het kamp was streng, het aantal appèls op een dag talrijk. De verlofregeling was karig. De ‘jongens’ konden slechts om de vijf weken voor vijf dagen naar huis, met inbegrip van de heen- en terugreis. Dit alles had wel een reden.
KAZERNERUIL
Op 17 januari 1963 sloten de Nederlandse en Duitse regering een overeenkomst inzake de kazerneruil Seedorf-Budel. In ruil voor legering van 41 Pantserbrigade in het kazernecomplex Seedorf stelde de Nederlandse overheid de legerplaats Budel ter beschikking van een opleidingseenheid van de Luftwaffe. Deze overeenkomst was om twee redenen gedenkwaardig. In de eerste plaats omdat vanaf 1963 Nederlandse eenheden van het legerkorps reeds in vredestijd in de buurt van het hun toegewezen te verdedigen gebied (‘vak’) in de Bondsrepubliek Duitsland waren gelegerd. In de tweede plaats kreeg de Bundeswehr door deze ruil haar eerste permanente kazerne buiten de grens. Dat was met de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen, een gevoelige aangelegenheid. Tegelijkertijd was het een teken van de acceptatie van de Bondsrepubliek Duitsland als bondgenoot in de Koude Oorlog. Eind jaren vijftig begon de NAVO bij de Nederlandse regering aan te dringen op permanente legering van eenheden van de Koninklijke Landmacht (KL), het liefst een complete divisie, in Noord-Duitsland. De belangrijkste reden hiervoor was dat het bondgenootschap per juli 1958 de eerste grote stap deed in het kader van de forward defence. De NAVO-verdedigingslinie verschoof van de Rijn en de IJssel naar de Weser. Het lag in de bedoeling enige jaren later de tweede en laatste grote sprong voorwaarts naar de Elbe te maken.
Met het in oostelijke richting verschuiven van de linies kreeg de KL steeds meer te maken met de problematiek van maldeployment: de beide parate divisies, 1 en 4 Divisie, lagen te ver van hun oorlogsbestemmingen. Zij moesten zich in een periode van acute dreiging vanuit Nederland naar de Weser verplaatsen. Dat was een tijdrovende en risicovolle operatie. Vooral ten tijde van de crises rond Berlijn (1958-1961) werden de NAVO- en de Nederlandse autoriteiten zich ten volle van deze zwakte bewust.
Aanvankelijk stonden de laatsten tamelijk gereserveerd tegenover een permanente legering in de Bondsrepubliek. De legering zou vijftien miljoen gulden kosten en dat geld kon naar hun mening beter worden gebruikt voor de mechanisering en motorisering van de eenheden. Tevens zou een versnelde procedure voor grensoverschrijding de legering minder urgent maken. Bovendien achtte de legerleiding het sociaal ongewenst militairen voor langere tijd in het buitenland te legeren zonder hen woningen te kunnen aanbieden. Juridische belemmeringen voor de stationering van Nederlandse eenheden waren er niet. De Bondsrepubliek was in 1955 tot de NAVO toegetreden en had met de geallieerden overeenkomsten gesloten op grond waarvan, naast de voormalige bezettingsmachten de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk, ook andere lidstaten, waaronder Nederland, het recht op troepenlegering konden ontlenen.
BERLIJNSE MUUR
Door de bouw van de Berlijnse Muur in augustus 1961 geraakte het legeringsvraagstuk in een stroomversnelling. De echte doorbraak kwam in de eerste weken van 1962 met het Duitse voorstel voor een kazerneruil met gesloten beurzen. De Duitse autoriteiten boden bovendien oefenterreinen aan, waaraan in Nederland een groot gebrek bestond, alsook woningen voor de gezinnen van militairen. Verschillende locaties passeerden de revue. Pas in september 1962 kwam de in 1956-1959 gebouwde legerplaats Seedorf als mogelijke plaats voor legering ter sprake. Dat hield verband met het feit dat in die periode de tweede fase van de realisering van de forward defence, de verplaatsing van de verdedigingslinie van de Weser naar de Elbe, in zicht kwam. Het ten oosten van de Weser gelegen Seedorf zou midden in het nieuwe ‘vak’ van het Nederlandse legerkorps komen te liggen.
Op 15 mei 1963 werd de vaste kampstaf Seedorf paraat gesteld. Vanaf de zomer arriveerden de eenheden. Zij behoorden vrijwel alle tot 41 Pantserbrigade van 4 Divisie. Deze brigade werd versterkt met 41 Genie- en 103 Verkenningsbataljon, die beide tot de divisietroepen behoorden. 41 Tankbataljon van de brigade was vanaf het begin in Hohne gestationeerd. Per 1 april 1966 volgde de legering in Seedorf van de tot de brigade behorende 41 Afdeling Veldartillerie. Midden 1973 werd 43 Tankbataljon bij de brigade onder bevel gesteld. Deze eenheid werd in Langemannshof gelegerd. De laatste grote eenheid die, in 1978, naar Seedorf ging, was 41 Pantserluchtdoelartilleriebatterij. De Nederlandse tegenprestatie was het beschikbaar stellen van de in 1955 gereedgekomen en aanvankelijk voor herhalingsoefeningen bestemde legerplaats Budel in Noord-Brabant, waar een opleidingseenheid van de Luftwaffe haar onderkomen kreeg. De meerderheid van de bevolking begreep de noodzaak van de komst van Duitse troepen. Van de zijde van organisaties van het voormalig verzet en uit communistische kring klonken echter luide en emotionele protesten. Deze verdwenen vrij snel toen de Duitse militairen eenmaal waren gearriveerd en zich tactvol gedroegen. In mei 1988, toen de Duitse troepen 25 jaar in Budel verbleven, werd de naam van de legerplaats omgedoopt tot Nassau-Dietzkazerne.
HET VERTREK
Na afloop van de Koude Oorlog ontkwamen ook de in de Bondsrepubliek gelegerde Nederlandse troepen niet aan de gevolgen van de herstructurering en verkleining van de KL. Zo werd in 1992 41 Pantserbrigade omgevormd tot 41 Lichte Brigade, trad 43 Tankbataljon weer uit de brigade en kon daarom de legerplaats Langemannshof weer aan Duitse militairen worden overgedragen. In 1994 vertrokken de Nederlandse militairen eveneens uit Hohne, waardoor alleen Seedorf als grote legeringsplaats voor KL-militairen in de Bondsrepubliek overbleef. Eind jaren negentig werd de 41 Lichte Brigade gereorganiseerd tot 41 Gemechaniseerde Brigade. Er kwamen eveneens andere bewoners in de Nassau-Dietzkazerne in Budel. Momenteel is daar de Cimic Group North van de NAVO gehuisvest. In 2006 werd 41 Gemechaniseerde Brigade opgeheven en verlieten de laatste Nederlandse militairen deze oostelijke voorpost in de Koude Oorlog.
Tekst: Prof. dr. J. Hoffenaar
Post-Actief 2007