De eetzaal

Marcherend, strak in ‘t gelid;
rekruten, energiek en fit.
In rotten van vier;
blik op oneindig, de eetzaal in ‘t vizier.
Op naar het verplichte rantsoen.
De eerste twee maanden, zo ging het toen.
Al drillend naar ‘s legers ruif
met kortgeknipte kuif.
De neuzen alle in dezelfde richting
dat gold voor elke nieuwe lichting.

Morrelen aan het moreel was er niet bij;
iedereen stond keurig met mok en bestek in de rij.
Op naar de gaarkeukens van het leger;
we wisten niet beter.
In het begin nog o zo bedeesd;
zo is het later niet meer geweest.
Wee degene die zich eraan onttrok;
hij werd het haasje, de zondebok.
Op rapport bij de kapitein;
wis en waarachtig, zeker geen gein.

Wij maakten als rekruten lange dagen;
lege magen zouden om moeilijkheden vragen:
Geen hindernis of stormbaan was meer te verdragen!
Nadien was de keuze niet meer bepaald;
het eten werd op vrijwillige basis gehaald.
Voor menig soldaat had dat massale uit eten
iets om nooit meer te vergeten.

Die hap, en masse publique
was voor hem zeker niet chique.
De eetzaal kreeg daarom een betere naam:
de vreetschuur genoemd in soldatentaal.
Op zoek naar moeders keukenpot, die “Heilige Graal”
veranderde de eetzaal in één groot kabaal.
Nu waren de rapen gaar;
daarbij ondersteunden we elkaar.
Met mok, vork en lepel in de strijd;
het werd nu pas echt een feit.
Een voor allen, allen voor een, was ons principe;
we deden het openlijk, niet in ‘t geniep.

De eetzaal, één groot drumstel;
in luttele seconden geboren de rel.
De stilte doorbroken door een kakofonie;
Ik wist het zeker, dat was de genie.
De kritiek was niet van de lucht;
de koks slaakten menigmaal een diepe zucht.
De man met ‘t grote zilveren embleem kwam naar voren
en heeft met brullende stem de boel bezworen.
De officier van piket
heeft de boel met gezag gered.
Op rapport komen met z’n allen was niet om te doen
De hoge heren hebben het maar zo gelaten, toen.

Hier verstomde de kritiek,
want dit bestond echt niet:
Wat de meesten niet wisten en weten;
het schijnt dat er kamfer werd gedaan in het eten.
Het libido van Jan Soldaat was niet goed voor ‘t moraal,
dus moest het bestreden worden met kamfer in de zaal!
Gelukkig, er werd geen geloof aan gehecht;
althans dat werd toen gezegd én terecht!

Een “broodje aap”, een luchtig broodje
werd verbannen en legde het loodje…
Wij Ollanders vinden gauw iets niet goed
en laten dit dan ook merken als het moet.
Protesteren zit nu eenmaal in ons bloed,
want het is ergens anders nooit goed!
De vrijdag met z’n nasi, daar was veel om te doen;
druk bezocht werden PMT, KMT, HMT toen.
Naar gevulde koeken en bitterballen ging onze poen.
Geen haute cuisine, maar toch…
mocht je nu nog steeds daarover twijfelen, edoch…

‘t Eten was best te doen
voor dat beetje poen van toen.
‘t Hield ons Jan Soldaat op de benen;
daar moeten we alsnog genoegen mee nemen, tevreden?

Geschreven door Paul Broekman, juni 2013

afb-poezie01

Terug naar hoofdstuk Poëzie verzameld

klik hier

naar top↑