“Ik had het voor geen goud willen missen…”

Ik vernam van mijn broer Jan over deze site. Seedorf, die magische plek. Hij diende daar bij het 42 Bataljon Limburgse Jagers, Paost-compagnie TOW-groep van eind februari ’76 tot eind februari ’77. En ik mocht daar eveneens rondsjouwen van 1 november 1976 tot eind augustus 1977. In een hele andere hoedanigheid en functie. Sportinstructeur. Toeval? Nee.. niet bij defensie.

Daar ging wel wat aan vooraf.

Het opkomen

Ik werd opgeroepen om mij in de week van 3 mei 1976 te melden bij de Juliana van Stolbergkazerne in Amersfoort. Geneeskundige troepen. Bij binnenkomst de vraag of ik wel eens wat met sportopleiding had gedaan. Ja, zweminstructeur. Gaat u maar naar rechts, de “sportklas”. 

Daar werd verteld dat we een opleiding zouden gaan volgen om uiteindelijk sergeant sportinstructeur te worden. Nou, dat leek me wel wat. En twee maanden extra, ach, het waren er achteraf toch weer twee minder dan mijn broer.  Twee maanden basisopleiding, exercitie, schuttersputjes, rijwieltripjes naar het Henschotermeer voor een oefening om van je PSU een waterdicht drijvend pakket te maken, EHBO-diploma halen (ook nooit weg), schietoefeningen met pistool FN High Power 9mm op de Leusderheide, bivak en nachtoefeningen. De echte “soldatendingen” dus.

Begin juli volgde de overplaatsing naar het OCLO in Ossendrecht. Inmiddels korporaal en daar startte de gerichte opleiding voor sportinstructeur. Veel theorie maar ook hindernisbaan, veldlopen, ongewapend gevecht, medische kennis, groepslessen geven en natuurlijk militair zwemmen. Aangezien Roosendaal dichtbij lag, ook een enkele keer de hindernisbaan en toren van het Korps Commandotroepen bezocht. Was ik niet zo’n grote fan van. Aan het eind van 4 maanden trainen volgde nog een stageperiode van een week. Ik mocht naar de Kromhoutkazerne in Utrecht. Was superhandig omdat ik toen in Utrecht woonde. Ze hadden daar ook behoefte aan iemand die zwemles kon geven, dus dat kwam goed uit.

Uiteindelijk werd er bepaald wie er naar welke kazerne zou gaan. Ik had nog een dubbel verzoekschrift ingediend i.v.m. het feit dat mijn vader gehandicapt was, mijn broer in Seedorf zat en er een verhuizing aan zat te komen en het Sportbureau Kromhout wilde mij graag. Helaas, defensie besloot anders. Ik mocht mijn broer gezelschap gaan houden in… Seedorf. Achteraf niet zo gek, want ik was dan langere periodes thuis en dat was ook wel fijn. Grote legerplaats betekent groot sportbureau. Denk in totaal zo’n 18 sportinstructeurs, beroeps, KVV’ers en dienstplichtigen. Ik werd toegedeeld aan, toeval?, 42e BLJ… inderdaad, het onderdeel van m’n broer.

Foto: Piet Hoogland

De reis naar Seedorf

Ook ik ben een paar keer met de bus geweest en dat was absoluut geen pretje. Een lange tijd onderweg en uiteindelijk was je nog nergens. Dat werd opgelost door heel wat keren mee te rijden met twee collega’s. Moest er wel voor naar Zutphen, maar de rest van de tocht met z’n drieën in een rooie Mini. Bepakt en bezakt. Hebben met dat ding trouwens veel lol gehad op de betonplaten op de legerplaats in de winter. Vier man erin en schuiven maar. Later ook nog een paar keer meegereden met twee knullen uit Limburg. Een van de twee had een Citroen-cabrio, een Lelijke Eend. Als hij dan wat moe werd gaf de andere gewoon gas. Op de autobaan met 100… tsja, sneller ging ie niet met drie man en sporttassen.

Het team sportspieren

Zoals ik al vermeldde, 18 man. Maar eigenlijk een berg los zand. We sliepen ook niet bij elkaar op kamers. Ieder had zo zijn eigen stek in een of ander gebouw. Ik lag op een kamer voor 4 man maar meestal waren er maar 2 bedden bezet.

Dat veel alleen bezig zijn merkte je ook bij het ontbijt. Het gebeurde maar zelden dat ik gezelschap had van een van de andere jongens. Dat kwam natuurlijk ook omdat de collega’s verdeeld waren over de verschillende onderdelen, en deze konden natuurlijk niet allemaal tegelijk terecht in het zwembad, grote sportzaal of hindernisbaan/buiten. Ik was samen met Fons Kool (beroeps sergeant-majoor) en Jan-Ernst Nagel (ook dienstplichtig) verantwoordelijk voor het 42e. Uiteindelijk nam ik vooral de zwemlessen voor mijn rekening.  Dan sta je er toch van te kijken hoeveel jongens er in die tijd niet (goed) konden zwemmen.

Het dagelijks leven

Tien maanden is best lang, wat deed ik zoal:

  • Sportles geven natuurlijk. Mijn dagelijkse tenue was het alom bekende groene trainingspak. Op het gravelveld naast de sporthal werken met 3 meter stammetjes, in de hal aanleggen van een hindernisbaantje (eigenlijk het oude “apekooien”). Ik weet nog dat ik een keer een deel van de stafcie. van het 42e binnen had. Inderdaad met zo’n hindernisbaantje. Ik kan wel zeggen dat die jongens nou niet de gebruikelijke animo hadden voor sport in het algemeen en dit in het bijzonder. Maar, het ging helemaal goed, en men werd steeds enthousiaster. Totdat ik 1 minuut voor tijd de (gedurfde) opmerking maakte dat ik de staf ook eens een keer “aan het werk” had gekregen. Je wilt niet weten hoe snel zo’n groep het bijltje er dan bij neerlegt en vertrekt. Ik heb staan lachen en een volgend keer dat ik deze groep weer zag, lachten ze er even hard om mee.
  • Daarnaast natuurlijk de zwemlessen. In het zwembad zwaaide een Sergeant-Majoor de scepter. We zagen hem bijna nooit in het bureau zelf, dit was zijn prachtige domein. Ik kon goed met hem overweg. En ja, als er dan geen groepen binnen waren en ik klaar was met de gebruikelijk taken bleef ik daar ook wel. Heel rustig zwemmen of duiken met een paar zwemvliezen. Ik had de schoonmaakster nog een keertje laten schrikken omdat ik toch wel erg lang onder bleef. Ze zag me niet zitten in een hoekje. Verschrikkelijk aardige mevrouw. ’s Avonds had ik ook wel eens dienst en ja, dan kwam mijn broer ook wel eens voorbij.
  • Daarnaast de mede-organisatie van de Griffioenloop in januari 1977, zwemwedstrijden voor de hele legerplaats (haalde ik nog een 1e prijs geweerzwemmen, maar kreeg niets van de Kapitein den Hollander van het sportbureau omdat hij het eigenlijk oneerlijk vond…).
  • Oefeningen (stond op de lijst van Jan). Ja, die had ik dus niet. Hoewel… Weet dat ze in de Eifel bij de burcht Vogelsang (een voormalig opleidingskamp van de elite van de NSDAP) een keer oefeningen zouden houden met Duitse, Britse en Franse legeronderdelen. Ik mocht de eerste week mee om daar het spul te verkennen en vast wat te gaan sporten met de mannen die er waren. Ik reed mee in de bus van de kapel van BLJ, veel lol en muziek onderweg, en had daar een grote kamer voor mezelf met een enorme hoeveelheid sportmateriaal. Klein voetbaltoernooitje opgezet, conditietraining gedaan op die eindeloze trappen en, uiteraard, een paar zwemwedstrijdjes in het bijzondere zwembad van dit uitzonderlijke complex. Het water kwam je niet in zonder een goede schrobbeurt onder de douche en absoluut niet zonder badmuts op! 
  • Schietoefeningen heb ik ook nog gedaan, jaja. Een maal per jaar waren er bij de landmacht wedstrijden om de zilveren UZI, pistool, MAG en FAL. Volgens mij bij ’t Harde. Het 42 BLJ had dat al meerdere malen gewonnen. De prijzen stonden in een vitrine van de stafcie. als ik me nog goed kan herinneren. En ook daar mocht ik naar toe om aan een ploeg conditietraining te geven. Tsjonge, wat waren die paden stoffig daar. Ik kon daar vrij rondlopen en op een gegeven moment kwam ik bij het gedeelte waar ze met UZI schoten. Nog nooit gedaan. Een van de luitenants: “Hé sergeant, ook een keertje proberen?” Natuurlijk. Hilariteit toen ik met het eerste schot een triplex oefenpop op 50 meter finaal omschoot. Ja, dat paaltje was natuurlijk al zo vaak geraakt, dus had ik maar 1 kogel nodig. Ik zou gelijk mee mogen doen… Nee, bedankt jongens.
  • Wachtlopen. Ik heb zegge en schrijve 1 keer mijn eerste grijs aan mogen trekken om als sergeant van de wacht (nachtdienst) te mogen opdraven bij de hoofdpoort. Geen moer te doen, maar de plicht van het sportbureau was weer vervuld voor een paar maanden.

Het sociale leven

Op zich was het toch wel een gezellige groep. Uiteindelijk hadden we onze eigen kleine bar in de buurt van het bureau. ’s Avonds chillen met Baco’s en pinda’s, voornamelijk de dienstplichtigen. En zondagochtend een aantal keren naar de schoonmaakster van het zwembad voor koffie met Torte. En o wee, als je je stuk niet op at. We namen ’s morgens dan een bammetje minder. Schat van een mens.

Stappen toch wel een aantal keren gedaan. Soms begon je met een ploegje en was je elkaar na een tijdje kwijt. Niet zozeer naar Bremen of Hamburg, maar naar een prima restaurant (enorme zigeunerschnitzels) of dancing in Zeven of in de buurt. Daar traden af en toe hele goede cover-bands op. Ik weet nog dat ik een keer ’s morgens toen het licht werd kwam aanfietsen bij de hoofdpoort en daar stonden toen een paar mannen van het BLJ. Ze waren net zo beduusd als ik geloof ik. Goedemorgen heren!

Jerney Kaagman van Earth & Fire (Foto: AVRO/Creative Commons Licence)

De militaire tehuizen naast de kazerne vond ik vaak ietwat te druk en in je eentje was er niet zo veel aan. De bioscoop werd wel regelmatig bezocht. Was een flinke zaal.

Het meest bijgebleven is een optreden van Earth & Fire. De zaal was afgeladen, jongens zaten op de trappen. Heb nog nooit zo’n gefluit gehoord toen Jerney Kaagman opkwam in haar blauw leren pak. Mijn hemel, voordat zij kon beginnen met het optreden… Geweldige avond!

En daar zat je dan met Kerst ‘76. De adjudant van het sportbureau (De Bruijn) nodigde toen een aantal van ons uit om de Nachtmis bij te wonen (er lag sneeuw), een lichte broodmaaltijd erna te gebruiken en ’s avonds te komen eten bij zijn familie. Nou, dan voel je je toch heel welkom! Toen ik uit dienst was hoorde ik dat hij een enorm auto-ongeluk had gehad na terugkomst uit Nederland. Heeft het ternauwernood overleefd dankzij zijn Volvo.

Tweelingbroer

Ja, de mooiste aanleiding om dit allemaal eens op papier te zetten. Het is wat, dat er uit één gezin twee broers gelijktijdig op dezelfde legerplaats zitten. Ik heb inderdaad een embleem ontworpen voor de TOW-groep. De toeslaande slang. Dat was ontzettend leuk om te doen. Hij noemde een T-shirt. Nou, dat kreeg ik bij mijn trouwen van bovengenoemde adjudant.

In zijn verhaal staat een anekdote over opperste verwarring bij zijn CSM over een snelle kledingwisseling (hij kwam mij tegen in trainingspak, maakte daar een opmerking over, en om de hoek stond mijn broer Jan in vol tenue hem op te wachten). We leken dan ook als twee druppels water op elkaar…

Ik heb er ook nog een paar.

Op een gegeven moment was ik lekker bezig in de zaal, wellicht even tennissen want er was genoeg ruimte. Komt er een officier van het BLJ binnen, grote snor (de overste?) en die zegt tegen mij: “Hé, de Munck, wat doe jij hier? Ik zag je net nog bij de werkplaats.” Mijn antwoord: “Tsja, wat bén ik toch snel…” Ik heb hem maar beleefd gegroet. Verbazing natuurlijk.

Ook gebeurde dat toen er een vaandrig met een nieuwe groep aankwam bij het zwembad. Als je daar dan even naar buiten komt ben je ‘functioneel meerdere’ (moest ik goed onthouden van mijn baas Kool). Hij groette keurig maar was toch heel verward over hoe ik er uitzag. “Het is goed vaandrig, ik wijs jullie wel het een en ander.”  Ik heb het hem later wel uitgelegd toen we binnen waren.

Nu stond in zijn verhaal iets over een kapitein en een veldloopoefening. Alhoewel hij zich dat nog kan herinneren zegt het mij helemaal niets…

Het mooiste was nog om op het appèl van zijn compagnie te verschijnen in verband met een dagtrip naar Bremen (ik ging er gewoon bij staan). Dat was schrikken! Maar ik werd wel gelijk gepromoveerd tot bus oudste, die prompt motorpech kreeg…

Afzwaaien

Jan vond het prima om af te zwaaien, ik vond het wel jammer. Ik had heel graag in deze functie KVV’er willen worden. Maar dat zou niet zo eenvoudig zijn geweest. Dan moest je naar de KMS in Ermelo, en de kans dat ik dan sportinstructeur kon blijven was tamelijk klein, dus toch maar niet gedaan.

Na nog 2 maanden bij de AMEV te hebben gewerkt, startte ik bij de ABN Bank tot aan mijn pensionering een drietal jaar geleden. Van het eerste grijs naar het grijs gestreepte pak.

Ik kreeg bij het afzwaaien een getuigschrift mee van de collega’s en een Delftsblauwe bierpul. Iedere afzwaaier kreeg er eentje met een toepasselijke naam er op. En, hoe kan het ook anders, op de mijne stond “Dubbelganger”.

Mijn plunjebaal is al heel lang opgebruikt, de schoenen totaal versleten, jacks en broeken tot stof vergaan.

Wel ik heb nog steeds mijn baret en ‘het kleine legerboek’ met foto’s, plattegrondjes, papierwerk, diploma’s en de gebruikelijke emblemen, strepen en spelden. Ik ben nog steeds een fan van ‘onze Landmacht’ en had die tijd voor geen goud willen missen.

Martin de Munck, 76/3

Titelfoto: © iStock.com/Jacob Lund


Gelukkig hebben we de foto’s nog…

Alhoewel, dankzij een jaloerse ex wel een beetje beschadigd… Klik hier voor het album van Martin


naar top↑