Het uitgaansleven en einde dienstplicht
We gingen regelmatig liftend naar Bremerhaven waar we altijd naar een bepaalde kroeg gingen waar het heel gezellig was. We bestelden dan een laars met bier die dan de kring rondging en diegene die de één na laatste slok nam moest de volgende betalen. Dat was altijd reuze spannend.
De kunst was ook om op tijd terug te zijn in de kazerne. Het ging vaak op het nippertje goed. Op een zekere dag stonden we weer ergens te liften om ergens op stap te gaan en werden we meegenomen door een Amerikaanse militair in een Volkswagen Kever.
Die gozer had waarachtig een platenspeler in zijn auto gebouwd. De man draaide de ene single na de andere en zo kwam ik in aanraking met Amerikaanse blues muziek waar ik vandaag de dag nog steeds naar luister.
Hamburg

We gingen ook wel eens liftend naar Hamburg en brachten dan een bezoek aan de Reeperbahn met al zijn nachtclubs – die we niet konden betalen – maar brachten wel een bezoek aan een kroeg met de naam ‘Die Weisse Mühle’ (de witte molen). Deze had een Nederlandse eigenaar en werd veel bezocht door Nederlandse zeelui en gezien mijn zeemansverleden konden wij wel een potje breken daar en kregen dan ook menig rondje aangeboden. Ze wisten natuurlijk ook wel dat we een mager salaris hadden (3 Mark 20 per dag). Ook brachten we een bezoek aan de Star-Club (entree 1 Mark) waar al vele beroemdheden hadden opgetreden. The Beatles, Jerry Lee Lewis om er maar een paar te noemen. Wij waren getuigen van een optreden van The Searchers. Ergens moet ik nog een foto hebben waar ik in mijn uniform voor de Star-Club sta. Dat wordt zoeken geblazen in mijn fotoarchief.
Op een gegeven moment brachten we uit nieuwsgierigheid een bezoek aan de Herbertstraße. Hamburg kenners weten wat ik hiermee bedoel.
Bremerhaven
Na weer een bezoek aan Bremerhaven kwamen we erachter dat het Amerikaanse leger bussen had rijden door Bremerhaven waar je als Nato militair gratis kon op- en uitstappen. Wat we dan ook deden en lieten ons naar een Amerikaanse basis rijden. Hier konden we zelfs een maaltijd krijgen en die lieten we ons dan ook smaken.
Een volgend bezoek aan Bremerhaven gingen we met een veerpont over naar een klein plaatsje met de naam Blexen. Hier was een grote ‘Tanzhalle’ waar tot mijn verbazing een band speelde die uit mijn woonplaats kwam, The Black Diamonds. We hadden een geweldige avond en ik liet mij door een aantal Duitse meisjes verleiden om met de band ‘Kom van dat dak af’ te zingen maar halverwege het lied viel ik in de coulissen. Iets teveel drank denk ik. Onderweg op de veerboot weer terug wou een van die meisjes een foto van me hebben. Die had ik natuurlijk niet. Maar geen nood ik scheurde hem gewoon uit mijn Militair paspoort. Tot aan het eind van mijn diensttijd heeft niemand dat gemerkt. Verder gingen we vaak op stap in Zeven of tijdens de schuttersfeesten in omliggende dorpjes.
De laatste dagen
Toen lichting 64/1 was afgezwaaid waren wij, 64/2, de ouwe stompen en liepen trots rond in onze grove stof uniformen (zie begin van dit verhaal) We riepen menig keer naar een Filler “Hoe lang nog Filler”, en waarop wij dan nog riepen “Deze ouwe moet nog … poepie days.”
Of we zongen als ouwe stomp uit volle borst:
Op de grote stille heide zat een filler heel alleen
Hoe lang nog gij filler, Hoe lang nog gij filler.
Tenminste ik geloof dat zoiets de tekst was.
Ik had zelf een ouwe stomp stok vervaardigd, daar moest je wel mee oppassen want we mochten er niet mee lopen. Ik had hem zo lang gemaakt dat hij precies in de mouw van mijn uniform paste.
Maar ook aan je diensttijd komt een eind. Ik zou vrijdag 17 september afzwaaien en voor die tijd zou ik teruggeplaatst worden naar de Stafcompagnie. Ik was immers gedetacheerd naar de A. compagnie. De A. compagnie zelf zou een week later afzwaaien dan ik. Ik vond dit onbegrijpelijk, we waren toch samen op 8 april 1964 opgeroepen. Maar er kwam door mijn eigen schuld een kink in de kabel.
We kwamen terug van een 14 daags verlof en de zaterdag voordat ik zou afzwaaien ging ik met mijn dienstmaat met de bijnaam ‘Giebeltje’ op stap naar Bremerhaven, naar onze stamkroeg. We wilden nog één keer samen de bloemetjes buiten zetten.
Uiteraard gingen we liften maar onderweg hadden we de pech dat er een auto stopte met daarin een Ritmeester van de Huzaren. Hij schreef onze namen op en sommeerde ons om onmiddellijk terug te keren naar de kazerne en wel met het openbaar vervoer. Natuurlijk deden we dat niet en gingen rustig liftend verder naar Bremerhaven en maakten ons geld op. Voordat we erg in hadden kwamen we tot de conclusie dat het al 2.00 uur was en we het 24.00 uur appèl hadden gemist. Dat interesseerde ons in het geheel niet. We bleven in de kroeg tot deze dicht ging om ongeveer 4.00 uur. We zwierven wat rond in Bremerhaven en vonden onder een viaduct een geparkeerde vrachtauto en gingen in de achterbak liggen slapen. Toen we wakker werden kwamen we erachter dat in de achterbak kolen hadden gelegen met alle gevolgen van dien.
We hadden nog net wat geld om elk een bak koffie te kopen en gingen naar de uitvalsweg om een lift te krijgen naar de kazerne. Daar aangekomen was er een beetje een paniekerige sfeer en moesten we ons direct melden bij de Sergeant van de Week en gingen op de bon. Dit wordt Nieuwersluis dachten we. De volgende dag moesten we bij de Bataljonscommandant op rapport komen en dachten nu zwaait er wat. Maar het viel uiteindelijk mee we kregen allebei verzwaard arrest (overdag diensten meedraaien en ’s avonds de cel in) en zouden allebei drie dagen later afzwaaien dan de bedoeling was.
Dat betekende voor mij dat ik maandag 20 september 1965 (i.p.v. 17 september) afzwaaide. Mijn maatje zwaaide dus een week later af. Maar gezien er die dag geen regulier vervoer was moest ik met het wegtransport mee, welke vertrok bij poort Noord. Ik reisde met een drietonner naar Enschede waar ik dan de trein nam naar het noorden. Na het ontbijt al heel vroeg in de morgen, liep ik langs het gebouw van de A. compagnie die net bezig waren om op te staan. De ramen zwaaiden open en ik werd hartstochtelijk uitgezwaaid door mijn maatjes. Het ontroerde mij en ik kreeg een behoorlijke brok in de keel. Ik was volgens mij de enige passagier van de drietonner en zat achterin. Voorin was geen plek meer want daar zat de chauffeur met zijn bijrijder.
De hele weg naar huis zat ik mijn diensttijd te overdenken. Alles wat ik zoal beleefd had, de saamhorigheid, de kameraadschap, de mooie dingen, de slechte dingen, de lol, de feesten, de oefeningen, mijn maatjes waar ik mee optrok zoals Ricky Stolk, Giebeltje, Huub Kraaienveld, Ron Bleyenberg enz. Had het niet willen missen, voor geen geld. Ik heb nooit meer iemand terug gezien op een enkeling die bij mij in Delfzijl woont na. Via dienstmakkers.nl heb ik nog wat mailcontact gehad met Ron Bleyenberg en Sergeant Piet Postma. Maar verder is het stil. Een reünie zou leuk zijn.
Het zat er op na 17 maanden en 3 weken en ik ging het burgerleven weer in. Vele jaren later ben ik nog wel eens met de auto naar Seedorf gereden om er een kijkje te nemen. Buiten de poort dan.
Herhaling
Binnen een jaar na mijn afzwaaien kreeg ik een oproep om op herhaling te komen. Drie weken herhaling t.b.v. Oefening Hartslag III. Dit was een pure Geneeskundige Troepen oefening. Hier zag ik mijn hospik maatje uit Seedorf, Ricky Stolk weer terug. Deze drie weken waren een chaos en de discipline was 80 procent zoek. Iedereen deed waar hij zin in had en trok zich van leidinggevenden niets aan. We lagen met onze compagnie ergens aan de rand van Ermelo op de heide. Daar hadden we een doorvoerhospitaal ingericht en we sliepen natuurlijk niet in onze puptentjes maar in zo’n grote hospitaal tent op britsen die voor de gewonden bestemd waren. Heerlijk slapen.
Wat de oefening zelf betreft werd er af en toe een oefengewonde binnengebracht die dan vrolijk met ons op stap ging. We hadden ook ontdekt dat er op ongeveer 200 meter lopen aan de rand van Ermelo een bar was. Je kan wel raden daar zaten we dus elke avond (flessen) Zeller Schwarze Katz te drinken en kwamen dan ook vaak behoorlijk onder invloed in onze tent weer terug. De wijn dronk zo heerlijk weg. Wat hebben we daar op de heide een heerlijke, relaxte tijd gehad. De laatste avond in de Harskamp voordat we weer zouden afzwaaien, gingen we nog met zijn allen in het dorp op stap. Onderweg kwamen we een of andere officier (niet van de herhaling) tegen die ons staande hield en ons op de bon wilde slingeren wegens wanordelijke kleding. Hij wilde onze namen en registratienummer maar die kreeg hij natuurlijk niet en we vroegen hem of ie wel goed bij zijn hoofd was en vervolgden onze weg naar de kroeg. Hij riep ons nog na dat hij de MP op ons zou afsturen waarop we antwoordden “Je doet maar wij gaan er op onze laatste avond samen er nog iets leuk van maken. De groeten.” Niet precies zoals ik het hier neerschrijf maar wel met woorden van dezelfde strekking.
Dan nog even dit. Toen ik afzwaaide van mijn normale diensttijd kreeg alleen twee paar schoenen, twee overhemden en mijn eerste grijs mee. Toen ik op herhaling kwam kreeg ik natuurlijk weer een complete uitrusting in een plunjezak. Ik dacht dat ik die hele zooi wel weer zou moeten inleveren aan het eind van de herhalingsperiode maar nee hoor, ik moest het hele zwikkie mee naar huis nemen. Dat was wel weer een gesjouw. En zo eindigde mijn herhalingstijd. Het waren in feite verloren weken, maar we hadden weer veel lol…
Naar het volgende deel: Aanvullende anekdotes