M’n UZI kwijt!

Nu kan ik het volgende wel onthullen, want het zal ondertussen wel verjaard zijn en naar Nieuwersluis hoef ik waarschijnlijk niet meer. Na een nachtje wachtlopen was ik eens een week mijn Uzi kwijt. Die moest je natuurlijk op de kazerne in je PSU-kast bewaren, maar na een nachtje munitiecomplex wilde ik naar bed en reed aansluitend in mijn 2CV6 naar Zeven. Ik zocht lang en veel, het zweet was me meermaals koud uitgebroken en ik stond op het punt me in arren moede te melden.

Uiteindelijk bleek dat de Uzi onder mijn stoel in de auto lag en dat de loop van binnen verroest was. Met hulp van de wapensmid en een nachtje in de inmiddels beruchte PX7 (rook dat niet naar petroleum?) kreeg ik hem weer helemaal schoon. Na nog wat staalwol (mocht niet) en wapenolie (mocht wel) was hij weer zo goed als nieuw.

Voor de gebruiker was deze pistoolmitrailleur een handig ding. Makkelijk uit elkaar te halen, schoon te maken en weer in elkaar te zetten. Ze zijn inmiddels uitgefaseerd, nog steeds zo goed als nieuw. Ik zag op een Amerikaanse marktplaats-achtige site dat ze daar nog voor ongeveer 750 dollar verkocht worden.

KVV TS 1973. V.l.n.r.: Ton Baars, Martin de Krom(..), Frank(ie) Helvoirt, Dave Muis en mijn Peugeot 404.

Na de eend had ik een Ford Taunus 20 mts, een twee liter V6. Die reed vol gas 180 kilometer per uur op de teller en verbruikte dan 1 op 4. Daarna een Renault 16 met BFG kenteken, vervolgens een Peugeot 404 met NL kenteken en daarna twee VW’s: een kever met BFG kenteken, in slechte staat, maar die had ik voor de benzinebonnen of voor als de VW 1500 Ponton met NL kenteken niet wilde starten.

Wat later begon ik me af en toe enorm te vervelen op de kazerne. Ik werd vrijwilliger in de BOG en hielp graag mee met het vervangen van wiellagers bij alles wat bij de Genie aan transportmiddelen reed. Uitlaten vervangen en het afstellen van de ontsteking in Munga’s ging me ook aardig af. Behalve tweetakt hadden die toch een Wankelmotor? In elk geval moesten de drie ontstekingen, voor elke cilinder eentje, met elkaar overeenstemmen en dat luisterde behoorlijk nauw.

Twee Munga jeeps versleet ik. De eerste door een vastloper als gevolg van een kapotte oliepomp staat me bij. Het systeem was dat er viertaktbenzine getankt werd en de oliepomp er de juiste hoeveelheid olie bij deed. Dat ging wel eens mis. Wie koopt er toch ook van die rare tweetakt-pruttel-dingen waarvan je niet wist of ze wel werkten?
Nummer twee was in redelijk goede staat, vooral toen ik hem helemaal met de hand schuurde en vervolgens in de kleur legergroen spoot. De tweede laag verf mengde ik na een tip met een beetje kerosine, daar ging de lak mooi van glimmen. Na een weekje zette ik de Munga in de was en daarna zag deze er prachtig uit, als was het een metallic kleurtje uit de showroom van de Audi fabriek.

Ed IJdema kleedt zich om bij zijn VW kever 1200.

Alleen vonden meerdere kaderleden dat ik te ver was gegaan. We verstopten ons niet voor niets onder camouflagenetjes, nietwaar? Mij werd daarom redelijk dwingend gevraagd de jeep af te schuren en opnieuw te verven.
Een paar maanden later, tijdens een oefening, nam ik vanaf een brug komend iets te overmoedig een met sneeuw bedekte bocht en vouwde de jeep met de zijkant om een hoge zwerfkei heen, die geheel strategisch in het verlengde van de brug lag.

In mijn vrije tijd had ik me inmiddels aangesloten bij andere semi-beroeps, de TS-ers. Ik kreeg langzamerhand beter naar mijn zin, waarbij ik gemakshalve vergeet dat ik eens bij min 20 op de Lüneburger Heide lag te bibberen in een puptentje.

Een uitje was het om met een bus en in burger om de DDR-grens te bekijken. Wachttorens met wachten met verrekijkers en mijnenvelden. De grenspalen van de DDR stonden aan “onze” kant, dus toen ben ik even op DDR gebied geweest. Ik vond het bezoek een rare ervaring.

Klasse IV terrein

Het was iemand ter ore gekomen dat ik naar klussen zocht en werd naar het klasse IV terrein gestuurd om de boel inventariseren. Het inventariseren en sorteren duurde niet heel erg lang. En wat moet je dan? Mij staat bij dat Frank Helvoirt en Dave Muis me hielpen door in de overdekte opslag in een dag of twee een deel af te scheiden met planken, zodat er een ruime kamer ontstond waar een geritseld bankstel en een grote oude koelkast in kwam te staan. Iedereen die aan het eind van de dag langs wilde komen, was verplicht een kratje bier mee te nemen dat in de koelkast ging. Het kratje van de vorige dag werd vervolgens opgedronken.

Als er afgedankte spullen vernietigd moesten worden, offerde ik me graag op. Er was een grote kuil, toch zeker 15 bij 15 meter en ongeveer drie meter diep. Daar werden alle te vernietigen spullen bij elkaar gelegd en ik maakte er een vuurtje. Dan nam ik een afgeschreven rechthoekige gamel uit de keuken en leegde er 20 liter benzine uit een jerrycan in. Dan met een maat aan elke kant het handvat en slingeren en dan ene, tweeje en drie gooiden we de bak met benzine en al op het vuurtje. Wij doken dan achterover naar de grond en bewonderden de paddenstoelachtige wolk van vuur die een twintigtal meters de lucht in vloog. Met geschroeide wenkbrauwen en haar van onze vingers als gevolg.
Er werden een keer verjaarde traangasgranaten gebracht. Helaas stond er toen een wind richting kazerne tijdens de verbranding. Daarna mocht er geen fikkie meer gestookt worden, ik vermoedde omdat de generaal met de tranen in zijn ogen stond.

Oefeningen en ander ongerief

Eens kwamen we terug van een gezamenlijke oefening met onder meer de artillerie. Velen hadden hun losse flodders en trotyl niet ingeleverd en dat kwam goed van pas tijdens een ‘schiet’partij tussen Genie en Artillerie. Tja… boys will be boys.
In die tijd speelde ook het verhaal dat een artillerist in een dronken bui meende dat zijn maten hem niet in de kamer lieten. Hij had een blokje trotyl en een slaghoedje over en blies de kamerdeur op.

Bij een andere gelegenheid was er een wat oudere rossige adjudant, afkomstig uit Gouda, waarvan was gezegd dat hij een Engelandvaarder was. Daar maakte ik van dat hij met een badkuip naar de overkant was gevaren. Zouden er mensen zijn die dat geloofden? Maar goed, die had eens tijdens een oefening waaraan ook de luchtmacht meedeed met wat Alouette’s 3 helikopters, zijn blauwe met grote gele en rode bloemen beklede luchtmatras te luchten gelegd. Op een open plek in het bos. En dat mocht niet van Puck.
Ik mocht tijdens die of mogelijk een andere oefening een keertje meevliegen met de Alouette. Dat moet ik Puck nageven, dat regelde hij toch maar.
Als we tijdens oefeningen weer een eindje moesten gaan rijden, kwam Puck richting jeep gelopen en zei steevast “IJdema, rijden!”. Ik had aan die uitroep een bloedhekel, maar natuurlijk gingen we met z’n tweeën op sjouw om iets geheel onduidelijks te doen in Blauw- of Groenland.

Tijdens een andere gelegenheid was er iemand die over de radio een heel gesprek in het Duits had. Er werd verteld dat het een contact was met iemand aan de andere kant van het ijzeren gordijn. Die werd direct overgeplaatst en van hem hebben we nooit meer iets vernomen.

afb-ed06
Even niet storen s.v.p.

Puck weg, Ed bleef nog even

In 1973 of 1974 werd Puck tot grote opluchting mijnerzijds overgeplaatst. De overste was een kersverse kolonel geworden en dus kreeg hij een andere functie. Bij het officiële afscheid was het hele bataljon in eerste grijs in carré aangetreden en de hele en halve beroeps in DT, het dagelijkse tenue.
Tot mijn grote schrik kreeg ik van hem het bevel “Korporaal IJdema, uittreden” en op zo’n vriendelijk verzoek moest ik natuurlijk in gaan. Toch denk ik dat ik van kleur verschoot, want een pokerface heb ik niet. Hoe ik me voelde was altijd goed aan me af te lezen.

Verkeersleiding Karlshöfen.

Schuin naar de baas lopend, kwam ik langs de kapitein van de Stafcompagnie, een aardige, humorvolle en schappelijke man waarvan ik toch de naam vergeten ben. Bij het langslopen hoorde ik hem zachtjes “IJdema! Rijden!” zeggen met een ingehouden lach.
Een cadeau werd uitgereikt, boeken met een voorwoord van Puck er in. Het waren boeken van Jan de Hartog, zo staat me bij. In die tijd las ik boeken van Kafka in het Duits en Solzjenetsin’s de Goelag Archipel in het Nederlands. Puck moet toen in de 50 geweest zijn. Dus nu is hij ruim in de 90, bij leven en welzijn.

De PX-shop

KVV TS 1973. V.l.n.r.: Ed IJdema, Frankie Helvoirt met zijn Citroen ID en Hans de (of ten) Bel.

Beroeps mochten met pasjes inkopen doen bij de belastingvrije winkels van de Amerikanen in Bremerhaven en de Britten in Verden.
Ik had een keer een strijkijzer nodig en kocht die voor heel weinig geld. Thuis aangekomen moest ik er alleen een Europese stekker op zetten. Bij het eerste gebruik werd de zool roodgloeiend en toen pas hoorde ik dat de Amerikanen in Bremerhaven zelfs hun eigen netstroom met 110 volt hadden.
Ze hadden in hun hypermarkt-achtige winkel ook een veel mooier werkoutfit te koop. Het was van gekamd, dus mooi glad katoen en had een veel betere pasvorm. Net als veel andere Nederlandse militairen kocht ik ook een broek plus jasje, maar dat was gauw afgelopen in opdracht van (zo staat me bij) de brigadegeneraal.

Naar het volgende deel: Leren vliegen…

naar top↑