Solliciteren

Enkele jaren nadat je tot Algemeen Opsporingsambtenaar werd beëdigd, kreeg je als Marechaussee der 1e klasse, 2 kansen om door te stromen naar een onderofficiersrang bij de Koninklijke Marechaussee. In de 1970 en 1971 waren er ongeveer 75 plaatsen per jaar beschikbaar. Het aantal gegadigden in 1970 en 1971 was > 800 Marechaussees der 1e klasse. Een kans van ongeveer 1 op 10.

Dit is mijn eerste verzoek d.d. 20 februari 1970 om in aanmerking te komen voor de wachtmeestercursus van de Koninklijke Marechaussee.
Helaas kreeg ik in mei 1970 bericht dat ik niet behoorde tot de meest geschikte Marechaussees der 1e klasse.

Inmiddels was ik begonnen aan een schriftelijke cursus ACAO C. Dit diploma had ik nodig om onderofficier te kunnen worden.
Op 21 en 22 december 1971 heb ik daarvoor examen afgelegd in de legerplaats Ossendrecht. Toeval, de avond voor dit examen heb ik met mijn zwager Nico nog enkele ‘mogelijke’ opdrachten wiskunde doorgenomen. En inderdaad deze opdrachten zaten in het examen waardoor ik daar in ieder geval een voldoende voor haalde.

Met dit behaalde diploma hoefde ik geen schakeljaar op de KMS in Weert te volgen. Ik had dit diploma namelijk ook nodig bij een eventuele overgang naar de Koninklijke Landmacht.

Het typen van de vele processen-verbaal. Meestal in 5-voud, maar ook wel in 7-voud. Er was geen kopieermachine in die tijd. Dus achter elk vel papier een velletje carbon en 2 soorten typex bij de hand. 1 voor fouten op het originele vel papier en 1 voor fouten in het doorslag vel. Veel fouten maken werd niet geaccepteerd. Overtypen dus. Zo leer je heel snel om zo goed als foutloos te typen.

8 februari 1971

Uitreiking van een tevredenheidsbetuiging aan het detachement Koninklijke Marechaussee.

De uitreiking op 8 februari 1971

Een korte impressie van mijn ‘carrière’ beslommeringen/belemmeringen’ vanaf maart 1971

In tegenstelling tot mijn 7 collega’s die piketdiensten draaiden moest ik plotseling na elke piketbeurt verantwoording afleggen aan mijn detachementscommandant Elnt C. Ruigendijk. Voordat hij in de ochtend om 08.00 uur koffie ging drinken in de officiersmess, wilde hij van mij een telefonisch verslag van wat ik de afgelopen nacht aan activiteiten had uitgevoerd. Daarvoor was het voorgekomen dat ik officieren had verbaliseerd. Hij wilde goed voorbereid antwoord kunnen geven op ‘vervelende’ vragen in de officiersmess. Hield ik mij teveel aan mijn ambtseed “zonder aanziens des persoons”? Zomaar een 3 tal voorvallen:

  • Ik constateerde tijdens het langslopen van een privé auto op de legerplaats 2 gladde banden op de auto van een luitenant kolonel van het Co NL Troepen. Ik gaf op de brigade aan dat ik daar tijdens mijn patrouille op zou letten. Achter mijn rug om werd deze luitenant kolonel geïnformeerd dat er op zijn auto zou worden gelet. Vriendelijk lachend reed hij mij als bijrijder voorbij. De dag daarop werden zijn banden op de legerplaats bij de auto hobbyclub vervangen;
  • Tijdens een patrouille constateerde ik dat het rijbewijs van hoofd bureau voeding van de legerplaats 6 maanden was verlopen. Ik schreef een proces verbaal. Dit werd mij op de brigade niet in dank afgenomen. Tijdens brigadefeestjes kregen wij via hem schalen met hapjes. Dat zou wel eens de laatste keer kunnen zijn geweest. Hoewel ik een kopie van een keurig door mij getypt proces-verbaal heb bewaard, is het originele PV nooit naar alle instanties voor vervolging gestuurd. In het archief van de brigade kon ik het niet vinden;
  • Door gladheid op de B-71 was een auto van de echtgenote van een compagniescommandant van de weg geraakt (bridge vriendjes van mijn detachementscommandant). Geen zaak voor de KMar, maar van de Duitse politie. Ondanks dat kreeg ik de opdracht van mijn detachementscommandant om een beveiligingsopdracht uit te voeren. De echtgenote van die mevrouw stuurde zijn militaire takelauto om de auto van zijn echtgenote uit de greppel te laten trekken. Op de brigade was op dat moment geen militair vervoer aanwezig. Ik kreeg van de detachementscommandant de opdracht om mijn motorfiets te pakken. Ik was toch motorrijder binnen de organisatie! Ik had geen motor op naam staan, laat staan motorkleding. Tevens sneeuwde het en was de weg plaatselijk glad. Uiteindelijk mocht ik de VW kever van de Contra Inlichtingendienst (CID) gebruiken (met Duits kenteken).
    De situatie van het ongeval overziende, reed ik door naar de politie van Zeven en vroeg hun de zaak over te nemen. Er was schade aan de berm en aan de weg bebakening ontstaan. Doorrijden na een ongeval is strafbaar in Duitsland. De bestuurster kreeg van de Duitse politie een boete van DM 20,00. Doorrijden na een aanrijding had een veelvoud en een verkeersmisdrijf opgeleverd. Na mijn terugkomst op de legerplaats rapporteerde ik mijn detachementscommandant wat ik had gedaan. Hij ontstak in woede. Hij schreeuwde zo hard tegen mij dat alle aanwezige dienstplichtige en beroeps Marechaussees kwamen kijken wat er aan de hand was. Hoe ik het in mijn hoofd gehaald had om de Duitse politie te waarschuwen. Ook achteraf heb ik daar nooit excuses voor ontvangen.

1 maart 1971

Tweede poging tot toelating tot de wachtmeestercursus bij de Koninklijke Marechaussee. Ik had al begrepen dat ik van de leiding van de brigade ondanks mijn inspanningen geen medewerking  zou krijgen.
Ik kreeg nog wel een tip van een collega: “Joh al moet je wekelijks de auto van de Brigadecommandant wassen, wat maakt jou dat nou uit als je maar naar die wachtmeestercursus kunt gaan”. Helaas, die tip was niet aan mij besteed.

Middels een ministeriele beschikking van 2 juni 1971 werd mij medegedeeld dat ik niet in aanmerking kwam voor de wachtmeestercursus. Wel geschikt maar niet behorende tot de meest geschikten.

Juni-december 1971

Ik had 2 ijzers in het vuur:

  1. Overgang van de Koninklijke Marechaussee naar een ander krijgsmachtdeel.
    Ik had op 22 juni 1971 een rekest voor deze overgang ingediend.
    Voorkeur 1 Wapen van de Genie, voorkeur 2 Wapen van de Verbindingsdienst. Uiteindelijk kon ik overstappen naar het Wapen van de Verbindingsdienst. De ‘omscholingscursus’ zou starten in januari 1972 op het Verbindingsdienst Opleidings Centrum (VOC) in Ede. Dit was voor ons belastingtechnisch erg nadelig. Pas na een plaatsing van 3 jaar had je belastingvoordelen, zoals de invoer van een auto en het niet hoeven betalen van belasting op belastingvrij verkregen goederen zoals meubels ed.
    Ik kreeg toestemming om de aanvang van deze cursus uit te stellen naar januari 1973. Gedurende deze cursus werd ik tijdelijk wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee en na het slagen voor de omscholingscursus werd ik sergeant.
    Het koste mij zo geen jaar en ook financieel was deze regeling niet nadelig voor ons.
  2. Ook hield ik de overgang naar de gemeente politie open.
    Op 2 september werd ik gekeurd op de politieschool in Leusden. Ik werd goedgekeurd en kon na het behalen van het politiediploma aan de slag in de gemeente Katwijk. Mijn kennis van de Duitse taal vonden zij daar belangrijk. Ik ben daar voor een kennismakingsbezoek geweest. Tijdens de rondleiding in Katwijk door een hoofdagent kreeg ik zoveel negatieve informatie dat ik van deze plaatsing afzag. Op mijn verzoek kon ik aan de slag in de gemeente Veenendaal. Tijdens mijn kennismakingsbezoek aldaar bleek dat er voor het aanstellen van een agent nog te weinig inwoners waren. Ik zou na mijn opleiding tijdelijk tewerk worden gesteld in Amersfoort. Op zich geen probleem. Helaas kon de politie niet voor woonruimte zorgen. De woningnood was ook toen erg hoog. Ik kreeg het advies om zolang bij mijn moeder in Beverwijk te gaan wonen. Die zag ons al aankomen met 3 personen. Ik woonde al 6 jaar zelfstandig. In december 1971 heb ik definitief gekozen om over te stappen naar de Koninklijke Landmacht.

Augustus 1972

Afscheid van 3 jaar Seedorf. Per 1 september 1972 werd ik overgeplaatst naar de brigade Koninklijke Marechaussee in Ede. Daar bleef ik tot op 3 januari 1973 mijn omscholing zou beginnen bij het Wapen van de Verbindingsdienst in Ede. In Ede een huis vinden was niet zo eenvoudig. Eerste aanbod, een gemeubileerde woning voor een jaar en de opslag van ons eigen meubilair voor 1 jaar. Daarna al snel een aanbod van een etagewoning Vanenburg in Ede. Een collega die daar woonde had ontslag genomen bij Defensie omdat hij het niet eens was met het kernwapenbeleid bij de Nederlandse krijgsmacht.

Gedurende oktober en november 1972 werd ik gedetacheerd bij de Gemeente Politie in Amsterdam. Ook dit was een leerzame periode. Van mijn detachementscommandant in Seedorf, kreeg ik als afscheid een tevredenheidsbetuiging. Hier had ik bij de Koninklijke Landmacht weinig aan. In de waarderingslijst dekte hij zich nog even in voor wat betreft mijn toekomst bij de Koninklijke Marechaussee.

Ruigendijk legde de nadruk op het laatste jaar! In het laatste jaar 1972 was er voor mij geen mogelijkheid meer om naar een wachtmeestercursus te gaan.

Nog even dit…

  • Mijn detachementscommandant deelde mij tijdens mijn afscheidsrondje op de legerplaats mede dat hij zijn uiterste best had gedaan door een derde poging te ondernemen om mij naar de wachtmeestercursus te krijgen. Helaas was dit mislukt.
  • Op de laatste dag van mijn verblijf op de brigade Seedorf, ik stond al met de deurklink in mijn hand, vond mijn brigadecommandant het nodig om, in aanwezigheid van het hoofd van de juridische zaken van de 41 Pantserbrigade, de volgende tekst uit te spreken “Onderofficier bij de Koninklijke Landmacht zal jou wel lukken, maar voor een onderofficiers rang bij de Koninklijke Marechaussee, ben je te licht bevonden”. Althans, woorden van gelijke strekking.
  • Jaren later, tijdens een reünie van de brigade Seedorf in Beekbergen, vernam mijn oud brigadecommandant dat ik de officier was geworden bij de Koninklijke Landmacht. ‘Ontroerd’ met tranen in de ogen zei hij mij dat hij mij in het verleden verkeerd had ingeschat en dat het hem erg speet!
  • Ik werkte al enkele weken op de brigade KMar in Ede en had al diverse onderzoeken afgerond. Op een dag reed ik met de brigadecommandant van Ede naar Arnhem. Hij vroeg mij: “Heb jij je brigadecommandant in Seedorf voor zijn bek geslagen?” Ik antwoordde: ”Nee hoezo?”. “Nou de marechaussee der 1e klasse Peter Bothe, die vorig jaar uit Seedorf kwam en nu jij, presteren veel beter dan de beroepswachtmeesters die ik op de brigade heb werken”. Dat was mij natuurlijk al opgevallen. Angstvallig werden de marechaussees der 1e en 2e klasse gescheiden van de onderofficieren in gescheiden werkkamers tewerk gesteld.

Enkele voor mij zeer ingrijpende niet alledaagse ongevallen

9 februari 1970

Er was een Nederlandse straaljager neergestort ten noorden van Bremerhaven (Dorum).

Samen met collega wmr I Piet Sikkens, vertrokken wij naar Dorum. Op de plaats van het ongeval (weilanden) was het bijzonder mistig. Wij zagen rondom ons kleine delen van de Starfighter F 104 liggen, maar ook kleine delen van het lichaam van de piloot. Geen prettige aanblik. Deze lagen op de weilanden en op het ijs van bevroren sloten. Nadat de mist wat optrok konden wij het gehele gebied aanschouwen. Later kwam er een Duitse Marine helikopter van waaruit foto’s genomen werden van de plaats van het ongeval. Ook wij maakten foto’s voor ons proces-verbaal.

Plaats van het ongeval, de enige foto die ik er van wilde hebben

Nog later arriveerde een Nederlandse onderzoekscommissie die het geheel zou onderzoeken. Ook onze detachementscommandant Elnt C. Ruigendijk kwam polshoogte nemen. Zoals voorgeschreven zijn de delen van het stoffelijk overschot in een lodenkist naar Nederland vervoerd.
Inventarisnummer Centraal Archief:
4357 Commando: C.T.L.; Onderdeel: 306 Squadron Volkel; Datum ongeval: 1970-02-09; Plaats ongeval: 5346N – 0837E; Soort ongeval: Dodelijk ongeval; Vliegtuig: Lockheed RF-104G D-8117; Omschrijving: Door slecht zicht hoogte verloren.

Toeval, of moest dit zo zijn?

Het jaar 2007, opheffingsbijeenkomst van de brigade Koninklijke Marechaussee in Ede.
Samen met mijn echtgenote was ik daar aanwezig. Wij troffen daar mijn oud commandant in Seedorf, majoor b.d.  C. Ruigendijk. Hij vertelde ons een vervolgverhaal over het hierboven omschreven vliegtuig ongeval. Tijdens een bridgebijeenkomst bij een familie thuis, zag hij een foto van een luchtmachtmilitair staan met een zwarte band erbij. Hij vroeg naar de achtergrond van deze militair. Die bleek op bezoek te zijn bij de ouders van de piloot van het ongeval op 9 februari 1970. Deze ouders waren nog steeds boos op Defensie omdat zij niet goed afscheid hadden kunnen nemen van hun zoon voor de crematie. Ruigendijk wist natuurlijk waarom Defensie het vreselijke beeld niet had getoond aan de familie. Nadat hij had uitgelegd wat hij op de plaats van het ongeval had gezien en aangetroffen, kregen de ouders meer begrip voor de houding van Defensie omtrent het afscheid nemen van hun zoon.

13 mei 1971

Van de Duitse politie in Verden, ontvingen wij het bericht dat er een Nederlandse straaljager was neergestort.

Voorbeeld van een Nederlandse NF-5

Daar wmr 1 Piet Sikkens en ik in 1970 ook een straaljagerongeluk hadden afgehandeld, werden wij aangewezen om ook dit ongeval te behandelen.

Een Nederlandse NF-5 straaljager van de vliegbasis Twente was met een vleugel in aanraking gekomen met een tui van een TV (ZDF) zendmast en daarna neergestort in het dorp Luttum. De piloot was met schietstoel door het dak van een boerderij geland. De piloot was daarbij om het leven gekomen. De piloot was bezig met zijn laatste vlucht voordat hij met leeftijdsontslag ging. Veel huizen in het dorpje waren beschadigd door brokstukken van de straaljager en de door het ongeval ontstane brand. Ook een deel van de tui van de zendmast was beschadigd. Meer informatie staat in de bijlagen A: Proces-verbaal van het ongeval (NL versie), B: situatieschets van het dorp Luttum, C: legenda behorende bij deze schets.

Slotakkoord

Van de beschreven 3 jaar dat ik werkzaam was op de Brigade Koninklijke Marechaussee in Seedorf, heb ik een aantal van de door mij gemaakte rapporten en processen-verbaal in afschrift bewaard. Deze afschriften stel ik t.z.t. beschikbaar aan het Museum van de Koninklijke Marechaussee in Buren. Ik heb daar al overleg over gehad. Mijn stukken worden op naam opgeslagen. Ik weet niet wie daar dan toegang toe heeft. Dat moet ik nog even navragen.

Ik begrijp dat beroepsmilitairen van de KMar met 40 dienstjaren veel meer hebben meegemaakt dan ik in de 3 jaar (van de in totaal 6 jaar) die ik in mijn verhaal beschrijf. Ondanks dat ga ik er vanuit dat dit stukje geschiedschrijving bewaard moet blijven. En natuurlijk ook bedoeld als uitdaging dat meer beroepsmilitairen hun Seedorf verhaal gaan delen.


Ik heb mijn verblijf bij dit onderdeel als een zeer leerzame periode gezien waar ik nog vaak gemak van heb. Bij de Koninklijke Landmacht heb ik het uitstekend naar mijn zin gehad en heb er tot op vandaag een hobby aan overgehouden, namelijk de geschiedenis van de Nederlandse veldpost.


Omslagfoto: © Defensie

infosymb Meer interessante dienstherinneringen en anekdotes vind je in het hoofdstuk Verhalen

naar top↑